Ruth 3

Ruth 3: Ruth krijgt hulp van Boaz

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 395-396)

Op een dag zei Noömi tegen Ruth: ‘Ik zou graag willen dat je een man had en kinderen.
Luister. Je weet toch dat Boaz familie van ons is? Die Boaz bij wie je koren ging zoeken. Vanavond werkt hij op het land. Als jij nu eens naar hem toe gaat. Neem eerst een bad. Zorg dat je er mooi uitziet en dat je lekker ruikt. Ga dan naar het land, maar laat je nog niet aan Boaz zien. Als hij klaar is met eten en drinken, gaat hij slapen. Je moet opletten waar hij gaat liggen. Dan moet je bij zijn voeten de deken optillen en daar bij hem gaan liggen. En wacht verder maar af wat hij zegt.’
‘Dat is goed,’ zei Ruth. En ze deed alles precies zoals Noömi gezegd had.

Toen Boaz gegeten en gedronken had, was hij helemaal tevreden. Hij ging tegen een hoop koren aan liggen en viel in slaap. Zachtjes liep Ruth naar hem toe. Ze tilde de deken op en ging bij zijn voeten liggen.
Midden in de nacht schrok Boaz wakker. Hij draaide zich om en merkte dat er een vrouw aan zijn voeteneind lag. ‘Wie ben jij?’ riep hij. ‘Ik ben het, Ruth,’ antwoordde Ruth. ‘Mag ik bij u blijven? U bent familie van mijn gestorven man. Dan moet u toch voor mij en Noömi zorgen?’

‘De Heer zal je gelukkig maken,’ zei Boaz. ‘Ik wist al dat je veel voor de familie doet. Maar nu wordt me dat nog duidelijker. Want je had best een andere man kunnen krijgen. Een jonge man, arm of rijk. Maar je komt naar mij. Wees niet bang, want ik zal alles doen wat je vraagt. Je bent een geweldige vrouw. Dat weet iedereen in de stad.
Maar er is één probleem. Volgens de wet moet ik inderdaad voor jou en Noömi zorgen, omdat ik familie van jullie ben. Maar iemand anders in de familie is eigenlijk eerder aan de beurt. Morgen zoek ik uit of die man voor jullie wil zorgen. Als hij niet wil, dan doe ik het. Dat beloof ik echt. Maar ga nu eerst maar slapen en blijf hier tot het ochtend wordt.’
Ruth bleef tot de ochtend bij Boaz.

Toen het nog donker was, stond Ruth op. Dan zou niemand zien dat zij op het land van Boaz geweest was. Want Boaz wilde niet dat iemand dat wist. Boaz zei: ‘Kom eens met je omslagdoek, en houd hem goed open.’ Hij deed zes grote scheppen graan in de doek en hielp haar om de doek met het graan op te tillen. Daarna ging hij weer naar de stad.
Ruth ging terug naar Noömi. Die zei: ‘Hoe is het gegaan, kind?’ Ruth vertelde alles. En ze zei: ‘Kijk eens hoeveel graan ik gekregen heb! Boaz wilde niet dat ik met lege handen thuis zou komen.’ Noömi zei: ‘Wacht nu maar af hoe het verdergaat. Ik weet zeker dat Boaz alles zo snel mogelijk zal regelen.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Ruth blijft bij de vrouwen die bij Boaz werken
tot het einde van de gerste- en tarweoogst.
Op een dag zegt Noömi tegen Ruth:
- Je weet dat Boaz, bij wie je gewerkt hebt, familie van ons is.
Hij gaat vannacht de gerst wannen op de dorsvloer.
Ga er vanavond naartoe.
Ruth gaat naar hem toe. Midden in de nacht schrikt Boaz wakker.
Hij gaat overeind zitten en ziet een vrouw.
- Wie ben je?
- Ik ben Ruth, u hebt familieverplichtingen tegenover mij.
- Ruth, iedereen in de stad weet dat je een bekwame vrouw bent.
Ik heb inderdaad familieverplichtingen tegenover jou,
maar er is nog iemand die zo’n verplichtingen heeft
en die meer familie van jou is dan ik.
Als die man morgen zijn verplichtingen tegenover jou wil nakomen,
goed, dan doet hij dat maar.
Is dat niet zo, dan zal ik mijn verplichtingen tegenover jou nakomen.
Kom hier met je omslagdoek en houd hem open.
Zij houdt hem open en hij doet er zes maten gerst in.
Daarna gaat zij naar haar schoonmoeder.
- Hoe was het, Ruth?’
- Boaz heeft me zes maten gerst meegegeven.
- Blijf nu maar hier, Ruth, tot de zaak geregeld wordt.

Intussen gaat Boaz naar de stadspoort.
Als hij de man ziet voorbijkomen
die familieverplichtingen heeft tegenover Ruth, roept hij:
- Hé, kom eens hier en ga zitten!
De man komt en gaat zitten.
Daarop haalt Boaz er tien van de oudsten van de stad bij.
Wanneer ze neerzitten
zegt hij tegen de man die verplichtingen heeft tegenover Ruth:
- Noömi wil het stuk land verkopen dat eigendom was van Elimelek.
Ik vond dat je dit moest weten.
Als je van je recht gebruik wilt maken, doe het dan.
Wil je het niet, zeg het dan,
want na jou heeft niemand nog rechten, behalve ik.
- Ik laat mijn recht gelden.
- Als je de akker koopt,
dan koop je ook Ruth, de weduwe van haar zoon.
Zo kan de naam van de overledene voortbestaan op zijn land.
- Dan zal ik mijn recht niet laten gelden. Boaz, koop jij die grond maar!
Dan zegt Boaz tegen de oudsten en al de anderen:
- Hiermee zijn jullie er getuige van dat ik het bezit van Elimelek koop.
Bij deze koop is Ruth ingesloten, de weduwe van een van de zonen.
Ik zal met haar trouwen,
zodat de naam van de overledene kan voortbestaan.
- Wij zijn getuige! roepen het volk in de poort en de oudsten.
Zo wordt Ruth de vrouw van Boaz.
Wat later krijgt ze een zoontje.
- God zij dank, dat je nu een erfgenaam hebt gekregen,
zeggen de vrouwen tegen Noömi,
hij zal je doen herleven en voor jou zorgen als je oud bent.
Noömi neemt het kind op haar schoot en verzorgt het.
De buurvrouwen geven het kind een naam.
Zij noemen het: Obed. Hij wordt de vader van Isaï en de grootvader van David.



Stilstaan bij ...

Wannen
Bij het wannen worden graankorrels in een grote platte mand opgegooid in de wind. De korrels vallen terug in de mand, het kaf (het omhulsel van de graankorrels) waait weg. Daarvoor mag de wind wel niet te sterk zijn.

Dorsvloer
Plaats waar gedorst werd, waar de graankorrels uit de aren geklopt werden. Daarvoor werden de schoven in een dunne laag over de dorsvloer gespreid en liet men er ezels of ossen overheen lopen, tot het kaf van het koren gescheiden was en het stro in korte stukjes gebroken.

Maat
Hoe groot die maat precies was, valt niet te zeggen. Uit de reactie van Noömi valt af te leiden dat dit een behoorlijke hoeveelheid was.

Stadspoort
Wanneer een muur om een stad was gebouwd om die goed te kunnen verdedigen, werd in die muur een poort gebouwd om een doorgang naar de stad te hebben. Die doorgang werd 's nachts afgesloten om ongewenste bezoekers te weren.
De poort bevond zich vaak in een gebouw dat extra verdedigd was: het poortgebouw.
In de Bijbel functioneerde de stadspoort als een officiële plaats: men kon er officiële afspraken maken en recht laten spreken.
Bijvoorbeeld: de schapenpoort te Jeruzalem.





Suggesties

EXTRA

Klik hier voor mogelijke inspiratie.